Er is veel onrecht in deze wereld. We lezen erover in de kranten, zien het via het journaal of in de media. Oorlog, honger, uitbuiting, huiselijk geweld, machtsmisbruik, genocide, moord, discriminatie, grensoverschrijdend gedrag etc etc.

Hierover nadenkend werd ik bepaald bij onderstaande woorden uit het Bijbelboek Spreuken (van Salomo); wijze woorden met diepe levenslessen.

Pas in moeilijkheden blijkt of je sterk bent. Kom op voor wie ten onrechte ter dood veroordeeld worden en doe alles wat je kunt om hun leven te redden. Zeg later niet: ‘Wij hebben het niet geweten.’ Want God doorgrondt de harten van de mensen. Hij houdt je in het oog en weet of je de waarheid spreekt. Hij beloont of bestraft je op grond van wat je doet. (Spreuken 24: 10-12, GrootNieuwsBijbel)

Onze God is een barmhartige God. Hij is begaan met het onrecht dat mensen overkomt. Hij heeft oog voor de zwakken, de hulpbehoevenden, de armen, de eenzamen, de getraumatiseerden, de gediscrimineerden, de vluchtelingen, de slachtoffers van onrecht, geweld, machtsmisbruik, uitbuiting etc. Dit kunnen mensen zijn in onze vrienden- of kennissenkring, onze straat, dorp, wijk of stand, in ons land of elders op de wereld.

Als mensen die de barmhartige God aanbidden en zelfs kinderen van deze barmhartige God geworden zijn, zijn we geroepen om een barmhartige naaste te zijn voor mensen, dichtbij of ver weg, die slachtoffer zijn geworden van onrecht in welke vorm dan ook.

Dat lijkt eenvoudig, maar dat is het blijkbaar niet.

Jezus vertelde de gelijkenis over een slachtoffer van onrecht, die werd beroofd, mishandeld en als vuil langs de kant van de weg achter gelaten. In Zijn voorzienigheid bracht Hij drie mensen met deze man in contact. Maar slechts een was bereid om een barmhartige naaste te zijn, hij wordt dan ook de barmhartige Samaritaan. De religieuze mannen wilden hun handen niet vuil maken deze man. Ze waren niet bereid een naaste voor hem te zijn. Ze wilden hem geen barmhartigheid betonen.

God brengt mensen op onze weg (dat kan letterlijk zijn, maar kan ook via de media zijn, of anderszins) voor wie wij een naaste dienen te zijn, aan wie wij barmhartigheid dienen te bewijzen. Het nalaten daarvan wordt door God zwaar aangerekend.

Een barmhartige naaste zijn betekent:

  • Alles in het werk stellen om de ander te hulp te komen;
  • Het voor hem of haar opnemen tegen de onrechtplegers;
  • Hem of haar beschermen tegen verder onrecht;
  • Je mond open doen ten behoeve van de ander; het onrecht aankaarten bij bevoegde instanties;
  • Je nek uitsteken voor die ander, bereid zijn om risico’s te nemen;
  • Je handen vuil maken;
  • Je uiterste best doen om de ander uit de onrecht situatie weg te halen;
  • Je agenda aanpassen;
  • Persoonlijk betrokken raken bij de situatie van de ander;
  • Tijd en geld spenderen.

In de verzen van Spreuken merken we dat de mensen in plaats van een barmhartige naaste voor iemand anders te zijn, diverse excuses aanvoeren. De bekendste die hier genoemd wordt is: ‘We wisten het niet.’ De manier waarop hier vervolgens op gereageerd wordt, namelijk door te zeggen dat je jezelf of je medemensen wel voor de gek kunt houden, maar God niet, lijkt te impliceren dat de opmerking ‘we wisten het niet’, niet waar is en als excuus wordt aangevoerd. Immers als je zegt onwetend te zijn, draag je ook geen verantwoordelijkheid. Maar blijkbaar komt een mens hier niet zo gemakkelijk van af. Uit de context kunnen we opmaken dat de persoon het wel degelijk wist, maar liever zijn ogen sloot voor de ellendige situatie van de ander.  Als je de verzen op je in laat werken lijken er andere motieven de redenen te zijn voor de nalatigheid:

  • Moedeloosheid – “Het haalt toch niets uit; mijn hulp zou een druppel op een gloeiende plaat zijn; ik help dan misschien één persoon, maar het onrecht blijft en maakt vele andere slachtoffers.”
  • Slapheid – “Ik ben niet krachtig genoeg, niet moedig genoeg, niet capabel genoeg, beschik niet over de juiste middelen, vaardigheden, expertise of netwerk.”
  • Afzijdig – “Ik heb het al zo druk. Ik wil me niet bemoeien met deze situatie van onrecht; wie weet in wat voor een wespennest ik terechtkom.”

Gebrek aan betrokkenheid bij het onrecht een medemens aangedaan wordt door God opgemerkt. Immers Hij is met al onze wegen vertrouwd, Hij kent al onze gedachten en toetst al onze motieven. God roept ons ter verantwoording, zoals Hij al deed bij één van de eerste mensen: “Kain, waar is Abel, uw broer?” Het antwoord van Kain past naadloos bij onze tekst, namelijk: “Ik weet het niet; ben ik de hoeder van mijn broeder?” (Genesis 4: 9)

Ja, hij was geroepen om de (be)hoeder van zijn broer te zijn, maar hij had zijn broer van het leven beroofd. Hij was schuldig aan de dood van zijn broer. In zijn geval was hij zelf de moordenaar. We zijn weliswaar geen moordenaars wanneer we ons onttrekken aan onze verantwoordelijkheid voor het onrecht een medemens aangedaan. Maar ons ingrijpen, ons te hulp komen wordt in bovengenoemde verzen wel omschreven als ‘iemands leven redden.’ Het zou best kunnen dat we door een barmhartige naaste te zijn voor de ander, hem of haar letterlijk van de dood redden. Redding kan echter ook betekenen: bevrijding, bescherming, teruggeven van iemands waardigheid etc.

Deze verzen doen een appel op ieder van ons. God roept ook jou en mij ter verantwoording:

“Bert, Jan, Margriet, Abdel, Hafsa, Corrie, Piet, waar is ….je broer, je medemens aan wie onrecht is gedaan en voor wie jij geroepen bent een barmhartige naaste te zijn?


Wat is dan jouw antwoord?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

nl_NLNederlands