Barmhartig of meedogenloos
De rechtvaardige kent het leven van zijn vee, maar barmhartigheid van goddelozen is meedogenloos. (Spreuken 12:10)
Als je huisdier kon praten, hoe zou deze jou omschrijven: als barmhartig of als meedogenloos?
In dit vers worden twee mensen met elkaar vergeleken, namelijk een rechtvaardige en een goddeloze. Een belangrijk kenmerk van een rechtvaardige, hier wordt iemand mee bedoeld die leeft in ontzag voor God, is barmhartigheid. In het eerste deel van de zin lezen we over ‘het leven kennen van’ en in het tweede deel over ‘barmhartigheid’. Deze twee termen worden als synoniemen gebruikt. Het ‘leven kennen van’ verwijst niet naar een intellectuele kennis, ‘het weet hebben van’, maar is een emotionele betrokkenheid, namelijk ‘zorg dragen voor’.
Jezus spoorde Zijn volgelingen aan: “Wees dan barmhartig, zoals ook uw Vader barmhartig is.” (Lukas 6:36). De barmhartigheid van God wordt omschreven als ‘goedertieren zijn over ondankbaren en slechten.’ (Lukas 6:35). In de context van deze woorden spreekt Jezus over liefde voor je vijanden, goeddoen aan degenen die je haten, zegenen die je vervloeken en bidden voor hen die je belasteren; geven (je tijd, je liefde, je aandacht, je zorg) zonder iets terug te hoeven ontvangen.
Jezus legt de lat erg hoog, wanneer Hij zegt: “Wees dan barmhartig, zoals ook uw Vader barmhartig is.” God is niet af en toe barmhartig, niet alleen voor bepaalde soorten mensen. Nee, Hij is barmhartig voor allen, inclusief voor ondankbaren en slechten. Is dit dezelfde barmhartigheid als die door mensen als compassie wordt beschreven? Daar kom ik later op terug.
Rechtvaardigen worden in dit vers vergeleken met goddelozen. Je krijgt de indruk dat de mensheid maar uit twee categorieën mensen bestaat, namelijk rechtvaardigen en goddelozen. Kunnen we niet zeggen dat dit twee uiterste polen zijn, met daartussenin een heel scala aan soorten mensen, die in meer of mindere mate rechtvaardig zijn, en in meer of mindere mate goddeloos? Er zijn toch ook genoeg niet-gelovige mensen die ook een bepaalde mate van barmhartigheid hebben? Medemenselijkheid, zorgzaamheid en naastenliefde vinden we immers niet alleen bij gelovigen? We zouden ook best voorbeelden kunnen vinden van niet-gelovigen die barmhartiger zijn dan zij die belijden Jezus te volgen.
Klopt de observatie van dit vers dan wel. Is de wereld wel zo zwart-wit? Of zijn er niet veel grijstinten?
Als barmhartigheid een belangrijke eigenschap van God is, en elk mens, gelovig of niet-gelovig, geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis, zouden we dan niet kunnen zeggen, dat in ieder mens iets van Gods barmhartigheid gevonden wordt? Hoewel, de zonde in grote mate de menselijke natuur heeft aangetast en het beeld Gods in de mens heeft verduisterd, blijft er toch nog wel een sprankje barmhartigheid over. Is het mogelijk om deze, in ieder mens aanwezige barmhartigheid, door inspanningen en doorzettingsvermogen te cultiveren, met b.v. een twaalf stappenplan dat auteur Karen Armstrong voorstelt? [1]
Wordt barmhartigheid ons louter door wedergeboorte gegeven, of kunnen we er ook op een andere manier aan komen. Als Jezus zegt: “Wees dan barmhartig, zoals Uw Vader barmhartig is,” heeft Hij het dan over dezelfde barmhartigheid als wanneer mensen over compassie spreken? Ik ben van mening dat Gods barmhartigheid veel verder gaat en veel dieper en wijder is dan de mensen in eigen kracht en inspanningen kunnen realiseren.
De mens zal best met de nodige inspanningen in staat zijn/haar vermogen tot barmhartigheid te ontwikkelen, maar nooit in die mate zoals de Vader barmhartig is. Dat betekent ook dat de norm van de barmhartigheid die God heeft vele malen groter is dan waartoe mensen in staat zijn. Als je de barmhartigheid van de niet-gelovigen vergelijkt met de barmhartigheid van God, zou je misschien zelfs de barmhartigheid van mensen daarmee vergeleken wreedheid kunnen noemen. Is dat misschien niet wat onze tekst bedoeld met “de barmhartigheid van goddelozen is meedogenloos”?
Hoe kun je menselijke barmhartigheid meedogenloos noemen? Wellicht dat bij extreme booswichten er geen greintje barmhartigheid meer te vinden is, en ze louter meedogenloos zijn. Bij de meeste mensen vinden we zowel barmhartigheid als meedogenloosheid. De tekst gaat er trouwens vanuit dat wanneer men barmhartig is voor zijn/haar dieren, men zeker barmhartig zal zijn voor zijn/haar medemensen. Dat ligt ook zeer voor de hand.
Maar toch zien we ook vaak dat zelfs de barmhartigheid van mensen, vermengd is met onzuivere bestanddelen, waaronder eerzucht en een voor-wat-hoort-wat-gedachte.
Misschien moeten we daarom niet alleen ‘barmhartigheid’ en ‘wreedheid of meedogenloosheid’ vergelijken, maar ook rechtvaardigen en goddelozen. Wellicht delen we onszelf te snel in bij de categorie ‘rechtvaardigen’, want ‘goddeloos’ zijn we niet.
Maar wellicht moeten we ons de vraag stellen: zijn we wel rechtvaardig genoeg om echt barmhartig te zijn, zoals God dat bedoeld, d.w.z. zoals God barmhartig is?
Is een mens überhaupt wel in staat om zo rechtvaardig te zijn dat hij altijd louter barmhartig is in zijn omgang met mensen en dieren? Misschien moet ons gebed eerst zijn: “Here God, maak mij een rechtvaardige, zodat ik in staat gesteld wordt Uw barmhartigheid uit te dragen.”
Wanneer Jezus mensen aanmoedig om barmhartig te zijn, is Hij niet uniek. Veel godsdienstige leiders vóór en ná Hem hebben dit ook gezegd. Maar Jezus voegt er wel een belangrijke zin aan toe, namelijk ‘zoals Uw hemelse Vader barmhartig is’. Het feit dat God barmhartig is, vinden we in de meeste godsdiensten, en ook dat is niet uniek aan Jezus’ onderwijs. Wat wél uniek is, en wat m.i. het belangrijkste verschil maakt, is hoe hij de relatie tussen God en mens omschrijft. Hij noemt God ‘Uw hemelse Vader’.
God als een hemelse Vader is een typische Jezus’ uitspraak. Hij sprak God voortdurend als Vader aan en spoort ook Zijn volgelingen aan te bidden met woorden als “Onze Vader…..”
Door Jezus is er een verbintenis tussen God, de Eeuwige, de Heilige, de Barmhartige mogelijk. De mens die vanaf zijn geboorte, en van nature, van God vervreemd is door de aanwezige zonde, wordt door Jezus’ lijden, sterven en opstanding, met God verzoend. Zij die in Hem geloven, mogen zich ‘kinderen van God’ noemen en God aanspreken als “Abba’, papa, Vader. Er is een verbintenis ontstaan, er is een familieband gecreëerd. Ze worden door God rechtvaardig verklaart en als Zijn zonen en dochters geadopteerd. Zij krijgen door de inwoning van de Heilige Geest deel aan Gods eigen natuur, en daarmee ook aan Gods barmhartigheid.
Volgelingen van Jezus weten zich niet alleen ontvangers van Gods barmhartigheid, toen ze tot besef kwamen dat ze hun leven, hun bestaan, zelfs hun eeuwig bestaan, vergeving, verzoening, adoptie tot zonen en dochters van God, alleen te danken hebben aan Gods barmhartigheid, maar ze krijgen zelfs deel aan Gods barmhartigheid die door de Heilige Geest in hun hart gekomen is, en zich door hun woorden en daden een weg naar buiten baant.
Wanneer we beseffen dat de puurste vorm van barmhartigheid deel uitmaakt van het wezen van God, van de aard van God, is de belangrijkste vraag: hoe kan ik deelkrijgen aan deze aard? Hoe kan deze familietrek van God deel worden van mij? Alleen wanneer God mijn Vader is. Wanneer Hij mijn Vader wordt, en ik Zijn kind, word ik een aartje naar mijn vaartje en wordt Gods barmhartigheid ook steeds meer deel van mijn leven. Dat merken niet alleen mijn medemensen, maar ook mijn dieren.
Barmhartigheid maakt deel uit van Gods wezen en wanneer wij door de inwoning van de Heilige Geest deel gekregen hebben aan Gods natuur, ontwikkelt zich die barmhartigheid ook in ons. Barmhartigheid is daarom een belangrijk kenmerk van een volgeling van Jezus. De diepte, de rijkdom en de omvang van die barmhartigheid wordt niet bepaald door de wereld, door de wetenschap of door psychologen of filosofen, maar door God Zelf.
Ben je barmhartig of meedogenloos? Vind je het goed dat ik het je huisdier vraag?
[1] In haar boek Compassie bespreekt Karen Armstrong een twaalf stappenplan om compassie in ons te ontwikkelen/stimuleren.